Meetbrievenwet 1981
- Meetbrievenwet 1981
- Hoofdstuk I. Algemene bepalingen
- Artikel 1, 2
- Hoofdstuk II. Bepalingen met betrekking tot Nederlandse schepen
- Artikel 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15
- Hoofdstuk III. Bepalingen met betrekking tot schepen, andere dan Nederlandse schepen
- Artikel 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22
- Hoofdstuk IV. Nadere regelingen
- Artikel 23
- Hoofdstuk V. Dwang- en Strafbepalingen
- Artikel 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31
- Hoofdstuk VI. Overgangs- en Slotbepalingen
- Artikel 32, 33, 34, 35
Wet van 12 februari 1981, houdende bepalingen betreffende de meting van schepen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de uitvoering van het Internationaal Verdrag betreffende de meting van schepen 1969, Trb. 1970, 122 en 194, wenselijk is de bepalingen betreffende de meting van zeeschepen opnieuw vast te stellen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk I. Algemene bepalingen
Artikel 1
Deze wet verstaat onder:
a
"Onze Minister": Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;
b
"Verdrag": het Internationaal Verdrag betreffende de meting van schepen, 1969, Trb. 1970, 122 en 194;
c
"Verdrag van Oslo 1947": Het Internationaal Verdrag nopens een eenvormig stelsel voor de meting van zeeschepen, laatstelijk Trb. 1970, 55;
d
"de datum van inwerkingtreding van het Verdrag": het tijdstip bedoeld in artikel 17, lid (1), van het Verdrag;
e
"schip": een zeeschip in de zin van artikel 2, eerste lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek of een binnenschip in de zin van artikel 3, eerste lid, van Boek 8 van dat Wetboek;
f
"Nederlands schip":
1
een zeeschip dat Nederlands is op grond van artikel 311 van het Wetboek van Koophandel, artikel 5 van de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting of artikel 1, tweede lid, van de Uitvoeringswet Visserijverdrag 1967, dan wel
2
een binnenschip dat voldoet aan tenminste een der in het eerste lid van artikel 784 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek gestelde voorwaarden;
g
inspecteur-generaal: inspecteur-generaal van de Inspectie Verkeer en Waterstaat;
h
"het ondernemen van een reis": het buitengaats brengen van een schip als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Schepenwet;
i
"Internationale Meetbrief (1969)": de meetbrief, door het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst dan wel door de administratie van een andere Staat, aangesloten bij het Verdrag, afgegeven overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag;
j
"bijzondere meetbrief": de meetbrief, anders dan bedoeld onder i, vermeldende de bruto- en netto-tonnage van een schip, door de inspecteur-generaal afgegeven ten behoeve van een schip;
k
"voorlopige meetbrief": de meetbrief, anders dan bedoeld onder i en j, voor een tijdsduur van ten hoogste zes maanden door de inspecteur-generaal afgegeven ten behoeve van een Nederlands schip;
l
"nieuw schip": een schip waarvan de kiel is gelegd of waarvan de bouw zich in een soortgelijk stadium van aanbouw bevindt op of na de datum van inwerkingtreding van het Verdrag;
m
"bestaand schip": een schip, dat niet is een nieuw schip;
n
"lengte": 96 procent van de lengte van de lastlijn op 85 procent van de kleinste holte naar de mal gemeten vanaf de bovenzijde van de kielplaat, dan wel de lengte van de voorzijde van de voorsteven tot aan de hartlijn van de roerkoning op deze lastlijn gemeten, indien deze laatste lengte groter is. Bij schepen die met stuurlast zijn ontworpen moet de lastlijn waarop deze lengte wordt gemeten, evenwijdig aan de constructie-waterlijn worden genomen.
Artikel 2
1
Tenzij in deze wet anders is bepaald, is deze wet uitsluitend van toepassing op Nederlandse schepen, voor zover deze schepen bestemd of gebezigd worden voor het ondernemen van een reis.
2
Deze wet is niet van toepassing op oorlogsschepen.
Hoofdstuk II. Bepalingen met betrekking tot Nederlandse schepen
• A. Algemeen
Artikel 3
De bepalingen van deze paragraaf zijn van toepassing op alle Nederlandse schepen.
Artikel 4
1
Er wordt geen reis ondernomen tenzij ten behoeve van het schip overeenkomstig de bij of krachtens deze wet gegeven bepalingen een meetbrief is afgegeven, welke nog geldig is op het ogenblik van vertrek, te weten:
a
voor schepen met een lengte van 24 meter of meer een Internationale Meetbrief (1969) ten behoeve van:
1e
nieuwe schepen;
2e
bestaande schepen, die veranderingen of wijzigingen ondergaan of hebben ondergaan welke door de inspecteur-generaal worden geacht een aanzienlijke afwijking te vormen van hun bestaande bruto-tonnage;
3e
bestaande schepen, indien de eigenaar of de rompbevrachter zulks verlangt, in welk geval de tonnages van deze schepen na deze afgifte niet meer kunnen worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen die door de Scheepsmetingsdienst werden toegepast vóór de datum van inwerkingtreding van het Verdrag;
4e
alle bestaande schepen, twaalf jaar na de datum van inwerkingtreding van het Verdrag, met dien verstande dat deze schepen, met uitzondering van de onder 2e en 3e bedoelde, hun alsdan bestaande tonnages behouden voor de toepassing van de daarmee verband houdende bepalingen van andere bestaande internationale verdragen.
b
een bijzondere meetbrief, afgegeven door de inspecteur-generaal ingevolge de bepalingen van de Meetbrievenwet 1948 ten behoeve van alle bestaande schepen, niet vallende onder 2e, 3e en 4e van het eerste lid, onder a.
c
voor nieuwe schepen met een lengte van minder dan 24 meter een bijzondere meetbrief, afgegeven door de inspecteur-generaal ingevolge de bepalingen van deze wet, met uitzondering van pleziervaartuigen, welke uitsluitend als zodanig worden gebezigd, voor zover zij geen passagiers tegen vergoeding vervoeren, tenzij de eigenaar of de rompbevrachter een bijzondere meetbrief verlangt;
d
voor schepen die hebben gevaren onder de vlag van een andere Staat een voorlopige meetbrief, welke door het Hoofd van de Scheepsmetingsdienst kan worden afgegeven voordat de tonnages zijn vastgesteld.
2
De meetbrieven bedoeld in het eerste lid worden op verzoek van de eigenaar of de rompbevrachter afgegeven door de inspecteur-generaal tegen betaling van de kosten, berekend volgens een door Onze Minister vast te stellen tarief.
• B. Bepalingen met betrekking tot Nederlandse schepen waarop het Verdrag van toepassing is
Artikel 5
De bepalingen van deze paragraaf zijn van toepassing op Nederlandse schepen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a, 1e, 2e, 3e en 4e.
Artikel 6
1
Voor de afgifte van een Internationale Meetbrief (1969) stelt de inspecteur-generaal de tonnages vast volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te geven voorschriften.
2
Voor de afgifte van een bijzondere meetbrief, speciaal ingericht ten gebruike voor de vaart door het Suezkanaal of het Panamakanaal, kan de inspecteur-generaal de tonnnages vaststellen overeenkomstig de metingsvoorschriften voor de betreffende kanalen.
3
De bijzondere meetbrieven, bedoeld in het tweede lid van dit artikel, dienen een verklaring te bevatten inhoudende overeenkomstig welke bepalingen de tonnages van het schip, waarvoor de meetbrief is afgegeven, zijn vastgesteld.
Artikel 7
1
Indien de aanvrager van een meetbrief, als bedoeld in artikel 6, van mening is, dat de vaststelling van de bruto- en netto-tonnage opgenomen in de meetbrief, niet juist is, kan hij binnen twee weken na afgifte van de meetbrief aan de inspecteur-generaal een nieuwe vaststelling verzoeken.
2
De inspecteur-generaal wijst twee ambtenaren, die niet aan de eerste vaststelling hebben deelgenomen, aan om de tweede vaststelling te verrichten. Blijkt de mening van de aanvrager alsdan juist te zijn, dan is de aanvrager voor de tweede vaststelling geen kosten verschuldigd.
Artikel 8
De inspecteur-generaal kan, in afwijking van het bepaalde in artikel 6, eerste lid, een Staat, aangesloten bij het Verdrag, verzoeken de bruto- en netto-tonnage van een schip vast te stellen en ten behoeve van dit schip overeenkomstig het Verdrag een Internationale Meetbrief (1969) af te geven.
Artikel 9
1
Een Internationale Meetbrief (1969) verliest zijn geldigheid en wordt door de inspecteur-generaal ingetrokken indien zodanige wijzigingen hebben plaatsgevonden in de inrichting, de bouw, de capaciteit, het benutten van ruimten, het totale aantal passagiers dat het schip volgens zijn veiligheidscertificaat voor passagiersschepen mag vervoeren, het vastgestelde vrijboord of de toegestane diepgang, dat daaruit noodzakelijkerwijs een vermeerdering van de bruto- of netto-tonnage voortvloeit.
2
Een door de inspecteur-generaal ten behoeve van een schip afgegeven Internationale Meetbrief (1969) verliest zijn geldigheid indien zulk een schip de vlag van een andere Staat gaat voeren, behoudens het bepaalde in het derde en het vijfde lid.
3
Indien een schip de vlag van een andere Staat, aangesloten bij het Verdrag, gaat voeren, blijft de Internationale Meetbrief (1969) van kracht voor een periode van ten hoogste twaalf weken of wel tot het tijdstip waarop die andere Staat een andere Internationale Meetbrief (1969) ter vervanging uitgeeft, al naar gelang welk tijdstip eerder valt.
4
De inspecteur-generaal doet zo spoedig mogelijk, nadat het schip de vlag van de andere Staat is gaan voeren, aan die andere Staat een afschrift toekomen van de op het tijdstip van de verandering van de vlag door het schip gevoerde meetbrief en een afschrift van de hierop betrekking hebbende berekening van de tonnage.
5
Indien een schip, de vlag voerende van een andere Staat, aangesloten bij het Verdrag, een Nederlands schip wordt, blijft de Internationale Meetbrief (1969) van kracht voor een periode van ten hoogste twaalf weken ofwel tot het tijdstip waarop de inspecteur-generaal een Internationale Meetbrief (1969) ter vervanging uitgeeft, al naar gelang welk tijdstip eerder valt.
• C. Bepalingen met betrekking tot Nederlandse schepen waarop het Verdrag niet van toepassing is
Artikel 10
De bepalingen van deze paragraaf zijn van toepassing op Nederlandse schepen, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b.
Artikel 11
1
Voor de afgifte van een bijzondere meetbrief, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b , ten behoeve van een bestaand schip, kan de inspecteur-generaal tot het tijdstip, twaalf jaar na de datum van de inwerkingtreding van het Verdrag, de tonnages vaststellen overeenkomstig de bepalingen, die door de Scheepsmetingsdienst werden toegepast voor de datum van de inwerkingtreding van het Verdrag.
2
Voor de afgifte van een bijzondere meetbrief, speciaal ingericht ten gebruike voor de vaart door het Suezkanaal of het Panamakanaal, kan de inspecteur-generaal de tonnages vaststellen overeenkomstig de metingsvoorschriften voor de betreffende kanalen.
3
De bijzondere meetbrieven, bedoeld in het tweede lid van dit artikel, dienen een verklaring te bevatten inhoudende overeenkomstig welke bepalingen de tonnages van het schip, waarvoor de meetbrief is afgegeven, zijn vastgesteld.
Artikel 12
1
Indien de aanvrager van een meetbrief, als bedoeld in artikel 11, van mening is, dat de vaststelling van de bruto- en netto-tonnage opgenomen in de meetbrief, niet juist is, kan hij binnen twee weken na afgifte van de meetbrief aan de inspecteur-generaal een nieuwe vaststelling verzoeken.
2
De inspecteur-generaal wijst twee ambtenaren, die niet aan de eerste vaststelling hebben deelgenomen, aan om de tweede vaststelling te verrichten. Blijkt de mening van de aanvrager alsdan juist te zijn, dan is de aanvrager voor de tweede vaststelling geen kosten verschuldigd.
• D. Bepalingen met betrekking tot Nederlandse schepen met een lengte van minder dan 24 meter
Artikel 13
De bepalingen van deze paragraaf zijn van toepassing op Nederlandse schepen, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder c .
Artikel 14
1
Voor de afgifte van een bijzondere meetbrief, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder c , stelt de inspecteur-generaal de tonnages vast volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te geven voorschriften.
2
Voor de afgifte van een bijzondere meetbrief, speciaal ingericht ten gebruike voor de vaart door het Suezkanaal of het Panamakanaal, kan de inspecteur-generaal de tonnages vaststellen overeenkomstig de metingsvoorschriften voor de betreffende kanalen.
3
De bijzondere meetbrieven, bedoeld in het tweede lid van dit artikel, dienen een verklaring te bevatten inhoudende overeenkomstig welke bepalingen de tonnages van het schip waarvoor de meetbrief is afgegeven, zijn vastgesteld.
Artikel 15
1
Indien de aanvrager van een meetbrief als bedoeld in artikel 14 van mening is, dat de vaststelling van de bruto- en netto-tonnage opgenomen in de meetbrief niet juist is, kan hij binnen twee weken na afgifte van de meetbrief aan de inspecteur-generaal een nieuwe vaststelling verzoeken.
2
De inspecteur-generaal wijst twee ambtenaren, die niet aan de eerste vaststelling hebben deelgenomen, aan om de tweede vaststelling te verrichten. Blijkt de mening van de aanvrager alsdan juist te zijn, dan is de aanvrager voor de tweede vaststelling geen kosten verschuldigd.
Hoofdstuk III. Bepalingen met betrekking tot schepen, andere dan Nederlandse schepen
• A. Bepalingen met betrekking tot schepen, andere dan Nederlandse schepen waarop het Verdrag van toepassing is
Artikel 16
De bepalingen van deze paragraaf zijn uitsluitend van toepassing op schepen, andere dan Nederlandse schepen, waarop het Verdrag van toepassing is.
Artikel 17
1
Op verzoek van een Staat, aangesloten bij het Verdrag, kan de inspecteur-generaal de bruto- en netto-tonnage van een schip vaststellen en ten behoeve van dit schip overeenkomstig het Verdrag een Internationale Meetbrief (1969) afgeven, zulks tegen betaling van de kosten, berekend volgens een door Onze Minister vast te stellen tarief.
2
Een afschrift van de in het eerste lid bedoelde meetbrief alsmede een afschrift van de berekeningen van de tonnages zullen zo spoedig mogelijk aan de Staat, die de vaststelling en afgifte heeft verzocht, worden toegezonden.
3
Een meetbrief, afgegeven op de wijze, bedoeld in het eerste lid, moet een verklaring bevatten inhoudende dat de meetbrief is afgegeven op verzoek van de Staat wiens vlag het schip voert of zal gaan voeren.
4
Ten behoeve van een schip, de vlag voerende van een Staat, niet aangesloten bij het Verdrag, wordt geen Internationale Meetbrief (1969) afgegeven.
Artikel 18
De Internationale Meetbrief (1969), afgegeven door een andere Staat, aangesloten bij het Verdrag, wordt, behoudens het bepaalde in artikel 9, door Nederland erkend en voor alle doelstellingen, waarop het Verdrag betrekking heeft, door Nederland geacht dezelfde geldigheid te bezitten als de door de inspecteur-generaal afgegeven meetbrieven.
Artikel 19
1
Op verzoek van een Staat, aangesloten bij het Verdrag, kan, voor de afgifte van een bijzondere meetbrief, speciaal ingericht ten gebruike voor de vaart door het Suezkanaal of het Panamakanaal, de inspecteur-generaal de tonnages vaststellen overeenkomstig de metingsvoorschriften voor de betreffende kanalen.
2
De bijzondere meetbrieven, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, dienen een verklaring te bevatten, inhoudende overeenkomstig welke bepalingen de tonnages van het schip, waarvoor de meetbrief is afgegeven, zijn vastgesteld.
• B. Bepalingen met betrekking tot schepen, andere dan Nederlandse schepen waarop het Verdrag niet van toepassing is
Artikel 20
De bepalingen van deze paragraaf zijn uitsluitend van toepassing op schepen, andere dan Nederlandse schepen, waarop het Verdrag niet van toepassing is.
Artikel 21
1
Op verzoek van een Staat, kan de inspecteur-generaal ten behoeve van een schip, geen Nederlands schip zijnde, een bijzondere meetbrief afgeven, zulks tegen betaling van de kosten, berekend volgens een door Onze Minister vast te stellen tarief.
2
Op de bijzondere meetbrief, afgegeven ingevolge het eerste lid van dit artikel, is het bepaalde in artikel 17, tweede en derde lid, van overeenkomstige toepassing.
3
De bijzondere meetbrief, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, dient een verklaring te bevatten, inhoudende overeenkomstig welke bepalingen de tonnages van het schip, waarvoor de meetbrief is afgegeven, zijn vastgesteld.
Artikel 22
Bijzondere meetbrieven, afgegeven ingevolge artikel 21, eerste lid, kunnen voor een bepaalde termijn of onder beperkingen worden afgegeven.
Hoofdstuk IV. Nadere regelingen
Artikel 23
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven met betrekking tot het in stand houden van merken op ladingruimten en het inleveren van ongeldig geworden meetbrieven.
Hoofdstuk V. Dwang- en Strafbepalingen
Artikel 24
1
Bij vertrek uit en bij binnenkomst in een Nederlandse haven moet elk schip, ongeacht welke vlag het voert, zijn voorzien van een geldige meetbrief.
2
De in het eerste lid bedoelde meetbrief moet worden getoond aan de ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane, bij gebreke waarvan deze ambtenaren geen expeditie verlenen.
3
Als geldige meetbrieven worden alleen aangemerkt:
a
Internationale Meetbrieven (1969);
b
meetbrieven afgegeven ingevolge de Meetbrievenwet 1948;
c
Internationale Meetbrieven, afgegeven ingevolge het Verdrag van Oslo 1947, tot twaalf jaar na de datum van inwerkingtreding van het Verdrag;
d
door de inspecteur-generaal afgegeven of aanvaarde meetbrieven.
Artikel 25
1
Met het toezicht op de naleving van de in artikel 24, eerste lid, bedoelde verplichting zijn belast de ambtenaren van de divisie Scheepvaart van de Inspectie Verkeer en Waterstaat.
2
De toezichthouder dan wel de inspecteur, bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, onderdeel c, van de Algemene douanewet, oefent zijn bevoegdheden slechts uit ten aanzien van een schip, ongeacht welke vlag het voert, dat zich in een Nederlandse haven bevindt.
3
De uitoefening van het toezicht dan wel de douanecontrole op de naleving mag in geen geval vertraging voor het schip meebrengen.
4
Indien blijkt, dat de voornaamste kenmerken van het schip afwijken van die vermeld op de Internationale Meetbrief (1969), in dier voege, dat dit tot een vermeerdering van de bruto- of netto-tonnage leidt, wordt de Staat wiens vlag het schip voert hiervan door de inspecteur-generaal onmiddellijk in kennis gesteld.
5
Indien niet is voldaan aan de in artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht of artikel 1:5 van de Algemene douanewet in samenhang met artikel 14 van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PbEG L 302) bedoelde verplichting, verleent de inspecteur, bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, onderdeel c, van de Algemene douanewet, geen expeditie.
Artikel 26
1
Elk schip, ongeacht welke vlag het voert, dat zich bevindt in een Nederlandse haven en niet is voorzien van een meetbrief als bedoeld in artikel 24, derde lid, is verplicht te voldoen aan een vordering van de ambtenaren van de divisie Scheepvaart van de Inspectie Verkeer en Waterstaat tot vaststelling van de bruto- en netto-tonnage van het schip.
2
Zolang de in het eerste lid bedoelde vaststelling niet heeft plaatsgevonden, verlenen de ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane, geen expeditie.
Artikel 27
De kapitein van een Nederlands schip, die daarmee een reis onderneemt zonder dat het schip is voorzien van een overeenkomstig de bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften afgegeven meetbrief, welke geldig is op het ogenblik van vertrek, wordt gestraft met geldboete van de derde categorie.
Artikel 28
De kapitein van een Nederlands schip, dat niet voldoet aan een der verplichtingen, vermeld in de artikelen 25, eerste lid, en 26, eerste lid, wordt gestraft met geldboete van de derde categorie.
Artikel 29
Overtreding van de voorschriften ingevolge artikel 23 bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgesteld, wordt, voor zover uitdrukkelijk als strafbaar feit aangemerkt, gestraft met geldboete van de tweede categorie.
Artikel 30
De bij of krachtens deze wet strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
Artikel 31
Met de opsporing van de feiten, strafbaar gesteld bij of krachtens deze wet, zijn belast:
a
de bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren;
b
de ambtenaren van de divisie Scheepvaart van de Inspectie Verkeer en Waterstaat;
c
de Nederlandse diplomatieke en consulaire ambtenaren;
d
de ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane.
Hoofdstuk VI. Overgangs- en Slotbepalingen
Artikel 32
1
Op meetbrieven, afgegeven ingevolge het bepaalde in de Meetbrievenwet 1948, blijft die wet van toepassing.
2
Op Internationale Meetbrieven, afgegeven ingevolge het Verdrag van Oslo 1947, blijft dat Verdrag van toepassing.
Artikel 33
De Meetbrievenwet 1948 en de nadere regelen ter uitvoering van deze wet worden ingetrokken met ingang van de datum, gelegen twaalf jaar na de datum van inwerkingtreding van het Verdrag.
Artikel 34
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen in het belang van een goede uitvoering van deze wet nadere regelen worden gesteld.
Artikel 35
Deze wet, welke kan worden aangehaald als "Meetbrievenwet" onder vermelding van het jaartal van het Staatsblad waarin de wet is geplaatst, treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te Lage Vuursche, 12 februari 1981
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
d
S. Tuijnman
Uitgegeven de eenendertigste maart 1981
De Minister van Justitie,
j
de Ruiter